woensdag 28 november 2012

Wat eten we vandaag?



Een  dilemma waar iedere alleseter of omnivoor en dus ook wij mensen dagelijks mee te maken hebben.

Een koalabeer die alleen eucalyptusbladeren lekker vindt of een pandabeer die uitsluitend voor bamboe gaat, hebben dit probleem niet.

De culinaire voorkeuren van koala en panda zitten voorgeprogrammeerd in hun genen. Bij  ons omnivoren daarentegen moet een grote hoeveelheid hersencapaciteit en tijd besteed worden aan het uitzoeken wat de ‘veilige’ mogelijkheden zijn die de natuur ons biedt. Daarbij vertrouwen we op ons grote herkenningsvermogen en geheugen om ons verre te houden van vergif en te leiden naar voedzame planten.  Onze smaakpapillen zijn hierbij ook een grote hulp en steun. Ze geven ons een voorkeur voor zoet (koolhydraat-energie in de natuur) en een afkeur voor bitter want zo smaken veel van de toxische alkaloïden die door planten geproduceerd worden. Ons aangeboren gevoel van afkeer houdt ons tevens weg van dingen die ons ziek zouden kunnen maken zoals rot vlees.

Daarnaast hebben we als mens natuurlijk het onmeetbare voordeel van ‘cultuur’; het pakhuis van alle ervaringen en opgestapelde wijsheid van ontelbare ‘proevers’ voor ons. Onze cultuur bepaalt de regels voor verstandig eten via een ingewikkelde structuur van taboes, rituelen,  manieren, culinaire tradities zodat we niet iedere maaltijd weer met dit dilemma geconfronteerd worden.
In deze moderne tijden echter worden we geconfronteerd met een heel gamma van voedingsproducten waar onze cultuur ook geen blijf mee weet en worden we weer vaker dan vroeger, dan 50 jaar geleden, geconfronteerd met het dilemma van onze voedselkeuze. 


  • Wordt het de bio-appel of de conventioneel geteelde?En als we de bio kiezen, gaan we dan voor de lokale of de geïmporteerde?
  • De wilde vis of de geteelde?
  •  De transvetten, de boter of de ‘niet boter’?
  • Word ik vegetariër of niet? En als ik een vegetariër word, kies ik dan voor lacto-vegetariër of veganist?

Wanneer we een verpakking in het grootwarenhuis vastnemen kunnen we niet meer vertrouwen op onze zintuigen of onze culinaire cultuur als we de ingrediëntenlijst op de etiketten uitpluizen en dingen tegenkomen als ‘geen transvetten’, ‘vrije uitloop’, ‘natuurlijk grill-aroma’, ‘TBHQ’, ‘Xanthaan gom’, etc. waarvan we de betekenis niet of maar half begrijpen. Wat is dit eigenlijk en waar komen ze vandaan?

Zoals ieder levend wezen op aarde maken mensen deel uit van een voedselketen. Onze plaats in die voedselketen bepaalt in grote mate welk soort wezen we zijn. Het feit dat we omnivoren zijn, heeft ons in grote mate gevormd zowel lichamelijk (we hebben kaken en tanden aangepast aan een bestaan als omnivoor, geschikt voor zowel scheuren als malen) en onze ziel. Ons grote vermogen tot observatie en memorisatie, alsook onze nieuwsgierigheid en experimenteel standpunt ten opzichte van de natuurlijke wereld hebben veel te danken aan ons ‘omnivoor-zijn’. Dit geldt ook voor de verschillende aanpassingen die we hebben ontwikkeld om de verdedigingsmechanismen van andere wezens te overwinnen zodat we ze kunnen eten zoals jachttechnieken, koken met vuur.
Een aantal filosofen argumenteren dat het juist dit ‘onbepaalde’ van de menselijke eetlust verantwoordelijk is voor zowel onze wreedheid als voor onze beschaving want een wezen dat zich kan voorstellen dat het om het even wat kan eten (inclusief andere mensen) heeft nood aan ethische regels, manieren en  rituelen.
We zijn niet alleen wat we eten, maar ook hoe we eten.

In tegenstelling tot andere ‘eters’ zijn we in staat om op een aanzienlijke manier de voedselketens waarvan we afhankelijk zijn te wijzigen met behulp van revolutionaire technologieën zoals koken met vuur, jagen met werktuigen, landbouw en voedselbewaring.
Door het koken werden een heel aantal planten en dieren beter verteerbaar en werden een aantal chemische verdedigingsmechanismen van andere species overbrugd.
Landbouw vergrootte de populatie van een aantal favoriete voedselsoorten en daarmee ook onze eigen soort.

Recent laat de industrie ons toe om de menselijke voedselketen opnieuw uit te vinden van chemische vruchtbaarheid van de bodem tot de microgolfbare kom soep die in een komhouder van een auto past.

In ‘The omnivore’s dilemma’ (spijtig genoeg niet vertaald) gaat Michael Pollan dieper in op de drie belangrijkste voedselketens die ons vandaag van voedsel voorzien: de industriële, de biologische en deze van de jager-verzamelaar. Alhoewel ze verschillend zijn doen de drie voedselketens min of meer hetzelfde namelijk : ons door middel van wat we eten verbinden met de vruchtbaarheid van de aarde en de energie van de zon.

Elk van de drie delen van het boek is toegespitst op één van bovenstaande voedselketens en volgt ze van begin tot einde (van een plant of groep planten die caloriën fotosynthetiseren tot een avondmaaltijd) te beginnen met de industriële voedselketen waar maïs gevolgd wordt tot ze als een biefstuk op je bord ligt.

In het tweede deel volgt hij een weiland met verschillende grassoorten tot een zelfde biefstuk en een kip op je bord. Daarnaast gaat hij in dit tweede deel ook kijken naar wat hij noemt het ‘industrieel biologische’ waar op grote schaal maar wel op biologische wijze geteeld wordt zonder dat dit noodzakelijk ook ecologisch is. Denken we hierbij bijvoorbeeld aan het biologische lamsvlees dat vanuit Nieuw-Zeeland in onze grootwarenhuizen te koop is.

Het laatste deel grijpt terug naar de ‘jager-verzamelaar’ voedselketen. In onze huidige maatschappij rest daarvan de jacht en de visvangst maar ook het verzamelen van bijvoorbeeld wilde bessen, paddestoelen enz.

Het boek is vooral toegespitst op de Amerikaanse situatie maar kan voor grote delen getransponeerd worden naar de Europese.

Een echte aanrader voor wie wat meer wil weten over het waar en hoe van ons voedsel.

Geen opmerkingen: